Weblog Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg

Weblog van de Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg

Voorzitter: Harrie Winteraeken: hwinteraeken@hotmail.com.
Secretaris e-mail: parkstadlimburg@fietsersbond.nl


Knelpunten op uw fietsroute kunt u bij de secretaris melden of via website www.fietsersbond.nl.

zondag 18 december 2011

Uitspraak Raad van State op beroep Buitenring van Fietsersbond

Hieronder is de gehele tekst van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak die betrekking heeft op het beroep van de Fietsersbond over de Buitenring Parkstad Limburg. Het betreft teksten van de bladzijden 90 tot 95. Het beroep van de Fietsersbond is geheel ongegrond verklaard.

Het beroep van de Fietsersbond

2.57. Ter zitting heeft de Fietsersbond de beroepsgrond die ziet op het kruispunt Dentgenbachweg - Kaalheidersteenweg ingetrokken.

2.57.1. De Fietsersbond betoogt dat ten onrechte geen rapport is opgesteld met een weergave van de effecten van het plan voor het fietsverkeer en de oplossingen die daarvoor worden geboden.

Voorts stelt de Fietsersbond dat het plan leidt tot verkeersonveilige situaties voor fietsers. Hiertoe voert zij aan dat het plan niet waarborgt dat de voorziene wegen en het onderliggende wegennet, met inbegrip van de kruispunten, worden ingericht volgens het principe Duurzaam Veilig. Zij stelt verder dat het plan enkele andere nadelige gevolgen heeft voor fietsers. In dit verband wijst zij erop dat fietsers ten opzichte van de bestaande situatie langere routes zullen moeten afleggen van de ene locatie naar de andere locatie. Voorts stelt zij dat niet zeker is dat fietsers niet langer dan één minuut op een kruispunt hoeven te wachten voor een rood verkeerslicht. Zij kan zich evenmin verenigen met de keuze om de BPL aan te leggen als weg met 2x2 rijstroken, omdat hierdoor ruimte verloren gaat die nodig is voor de aanleg van goede fietsvoorzieningen. Ook betoogt zij dat de landschapsbeleving van fietsers zal afnemen en dat moet worden gevreesd dat natuurgebieden niet meer bereikbaar zijn met de fiets.

Het voorgaande in aanmerking genomen betoogt de Fietsersbond, kort weergegeven, dat de veiligheid van fietsers verslechtert op de Reijmersbekerweg en de Naanhofsweg omdat het plan niet garandeert dat op deze wegen een vrijliggend fietspad wordt aangelegd.

Met betrekking tot de fietsverbinding Schuureikenweg-Naanhofsweg betoogt zij dat niet duidelijk is of bij de op- en afritten van de BPL die langs deze fietsverbinding zijn voorzien, veilige oversteekplaatsen worden gerealiseerd. Verder stelt zij dat op deze route sprake is van onaanvaardbare omrijbewegingen. Dit klemt volgens de Fietsersbond temeer, nu deze fietsverbinding in een gebied met hoogteverschillen en veel bochten ligt, hetgeen de verkeersveiligheid en gebruiksvriendelijkheid van fietspaden extra nadelig beïnvloedt.

De Fietsersbond betoogt met betrekking tot de Allee dat niet duidelijk is hoe fietsers veilig kunnen oversteken op de weglocatie waar het fietspad aan weerszijden van de weg overgaat in een fietspad met twee rijrichtingen aan één kant van de weg. Zij betoogt voorts dat niet duidelijk is of de voorziene turborotonde op de kruising Allee-Trichterweg-Akerstraat-Noord Patersweg, wordt ingericht volgens het principe Duurzaam Veilig. Zij acht het ook onwenselijk dat fietsers op deze kruising geen voorrang zullen krijgen.

Verder betoogt zij met betrekking tot de Dentgenbachweg en de Hamstraat dat deze wegen zullen worden gebruikt als ontsluitingsweg voor het industrieterrein Dentgenbachweg onderscheidenlijk nabijgelegen woonwijken en industriegebied. Gelet hierop wordt volgens haar ten onrechte geen vrijliggend fietspad aangelegd. Dit leidt tot een gevaarlijke vermenging van fietsers en gemotoriseerd verkeer, waaronder vrachtverkeer. Voor zover provinciale staten zich met betrekking tot deze wegen op het standpunt stellen dat wordt voorzien in fietsstroken, stelt zij dat dit geen adequate oplossing is. Verder betoogt de Fietsersbond dat niet valt in te zien waarom deze wegen worden ingericht als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom.

Met betrekking tot de fietsverbinding Esschenweg-Brommelen-Hellebroek-Nuth en de fietsverbinding Esschenweg-Terlindenweg-Klinkerstraat betoogt de Fietsersbond dat het gemotoriseerd verkeer op de wegen op deze routes zal toenemen en dat daarom vrijliggende fietspaden of fietsstroken noodzakelijk zijn. Ten onrechte voorziet het plan hier niet in. Dit klemt temeer nu in de bestaande situatie reeds sprake is van een onaanvaardbare verkeersdruk.

Met betrekking tot de Hoogstraat en de Kantstraat betoogt de Fietsersbond dat het verkeer op deze wegen zal toenemen en dat daarom een vrijliggend fietspad of een fietsstrook moet worden aangelegd. Ten onrechte voorziet het plan hier niet in. Dit klemt temeer nu in de bestaande situatie reeds sprake is van een onaanvaardbare verkeersdruk op deze wegen.

De Fietsersbond betoogt voorts dat het plan ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid voor fietsers ten onrechte niet voorziet in een fietsverbinding vanaf het NS-station in Kerkrade-centrum langs het miljoenenlijntje naar Simpelveld en een fietsverbinding via het viaduct van de BPL over de Torenstraat. Hiertoe stelt zij dat dit juist in overeenstemming is met het gedachtegoed van de zogenoemde Ladder van Verdaas.

Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat aanzienlijke kosten zijn gemoeid met de verwezenlijking van gebruiksvriendelijke en verkeersveilige fietsverbindingen acht de Fietsersbond aannemelijk dat de aanleg van de BPL leidt tot dusdanig hoge kosten dat de voordelen van de BPL, anders dan in het rapport "Toetsing op doelbereik & MKBA" van Ecorys van 8 oktober 2010 staat, niet opwegen tegen de baten, temeer nu vanwege vergrijzing en dalende bevolkingscijfers moet worden getwijfeld aan het nut van de BPL. Het tegendeel volgt ook niet uit de kosten baten-analyse van Ecorys, aldus de Fietsersbond.

2.57.2. Provinciale staten stellen dat de belangen van fietsers voldoende in de besluitvorming zijn betrokken. Voorts stellen zij dat de veiligheid van fietsers niet verslechtert als gevolg van het plan. Zij achten de fietspaden ook voldoende gebruiksvriendelijk.

2.57.3. Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor langzaamverkeersverbindingen zoals voet- en fietspaden.

2.57.4. De Afdeling overweegt dat in deelrapport 4a, behorend bij het inpassingsplan, is beschreven op welke wijze bij de inrichting van wegen rekening wordt gehouden met fietsverkeer. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat een nader rapport had moeten worden opgesteld met een weergave van de effecten van het plan voor het fietsverkeer, omdat de beschrijving in deelrapport 4a onvoldoende gedetailleerd zou zijn. Dat niet tot in detail duidelijk is welke verkeersmaatregelen op een specifieke locatie worden genomen, is voor dit oordeel niet relevant. Hiertoe wordt overwogen dat concrete verkeersmaatregelen niet in een inpassingsplan worden geregeld. De beroepsgrond dat maatregelen, zoals het plaatsen van verkeerslichten bij kruispunten, een voorrangsregeling en te nemen veiligheidsmaatregelen bij een overgang in het plan moeten worden opgenomen kan derhalve in de onderhavige procedure niet aan de orde komen.

2.57.5. In deelrapport 4a staat dat de Reijmersbekerweg wordt opgewaardeerd tot gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/uur. Gelet hierop worden de bestaande fietssuggestiestroken vervangen door een vrijliggend fietspad met twee rijrichtingen aan de oostzijde van de Reijmersbekerweg. Het plan maakt dit ook mogelijk. De Afdeling ziet geen aanleiding voor twijfel over de aanleg van het fietspad. Het voorgaande in aanmerking genomen volgt de Afdeling het betoog van de Fietsersbond niet dat ten onrechte geen vrijliggend fietspad langs deze weg wordt aangelegd.

2.57.6. In deelrapport 4a staat dat het plan ertoe leidt dat de verkeersintensiteiten op de Naanhofsweg beperkt zullen toenemen ten opzichte van de bestaande situatie tot ongeveer 2.000 mvt/etmaal. Provinciale staten stellen dat de Naanhofsweg derhalve kan worden gekwalificeerd als een erftoegangsweg met een maximale capaciteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Volgens het principe Duurzaam Veilig zijn vrijliggende fietspaden op een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 60 km/uur, zoals op de Naanhofsweg zal gelden, niet noodzakelijk. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat op de Naanhofsweg vanuit het oogpunt van veiligheid desondanks een vrijliggend fietspad zou moeten worden aangelegd.

Voorts staat in het verweerschrift dat de rotondes bij de op- en afritten van de BPL op de route Schuureikenweg-Naanhofsweg van een vrijliggend fietspad worden voorzien, zodat fietsers ter plaatse veilig kunnen oversteken. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat op de route Schuureikenweg-Naanhofsweg desondanks moet worden gevreesd voor een verkeersonveilige situatie bij de op- en afritten van de BPL. Wat betreft de door de Fietsersbond gestelde achteruitgang van de kwaliteit van deze fietsverbinding, mede gelet op de hoogteverschillen en bochten, wordt overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de kwaliteit daarvan als gevolg van het plan ernstig verslechtert. Met betrekking tot het betoog dat fietsers op de route Schuureikenweg-Naanhofsweg ten opzichte van de bestaande situatie zullen moeten omfietsen, wordt overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat deze omrijbeweging zodanig is dat fietsers op de route Schuureikenweg-Naanhofsweg hierdoor ernstig worden benadeeld.

2.57.7. Provinciale staten hebben ter zitting verklaard dat fietsers op de Allee gebruik kunnen maken van een tweezijdig fietspad en dat de kruising Allee-Trichterweg-Akerstraat-Noord Patersweg dusdanig wordt ingericht dat fietsers veilig kunnen oversteken. De nadere detaillering komt in het kader van de inpassing aan de orde, aldus provinciale staten. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat desondanks moet worden gevreesd dat de Allee dan wel de kruising Allee-Trichterweg-Akerstraat-Noord Patersweg niet veilig wordt ingericht.

2.57.8. Voorts staat in het verweerschrift dat de Dentgenbachweg en de Hamstraat zullen fungeren als parallelwegen die alleen bestemmingsverkeer van en naar bedrijventerreinen zullen afwikkelen. Provinciale staten stellen dat de verkeersintensiteiten op deze wegen zodanig laag zijn dat deze niet boven de landelijke streefwaarde voor een erftoegangsweg uitkomen. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de wegen niet binnen de bebouwde kom zijn gelegen, hebben provinciale staten de Dentgenbachweg en de Hamstraat terecht aangemerkt als erftoegangswegen met een maximale capaciteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal. Zij hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat de keuze om deze wegen niet van een vrijliggend fietspad te voorzien, niet in strijd is met het principe Duurzaam Veilig. De Fietsersbond heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat dit anderszins leidt tot een verkeersonveilige situatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de verkeersintensiteit op deze wegen in de toekomstige situatie maximaal 2.000 mvt/etmaal zal bedragen en de maximumsnelheid 30 km/uur binnen de bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom is.

2.57.9. Volgens het principe Duurzaam Veilig zijn vrijliggende fietspaden op een erftoegangsweg met een maximale snelheid van 60 km/uur niet noodzakelijk. In het verweerschrift staat dat de verkeersintensiteiten op de route Esschenweg-Brommelen-Hellebroek-Nuth en de route Esschenweg-Terlindenweg-Klinkerstraat niet zodanig zullen zijn dat de maximale capaciteit van 6.000 mvt/etmaal voor een erftoegangsweg wordt overschreden. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Gelet hierop hebben provinciale staten zich ten aanzien van de wegen op deze routes, voor zover de maximale snelheid lager is dan 60 km/uur, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen vrijliggend fietspad hoeft te worden aangelegd. Met betrekking tot de delen van de Brommelen en de Esschenweg die als ontsluitingsweg met een maximale snelheid van 80 km/uur fungeren, worden wél vrijliggende fietspaden aangelegd, aldus provinciale staten. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat het plan desondanks leidt tot een verkeersonveilige situatie op de route Esschenweg-Brommelen-Hellebroek-Nuth of de route Esschenweg-Terlindenweg-Klinkerstraat.

2.57.10. Met betrekking tot de Kantstraat hebben provinciale staten toegelicht dat de verkeersintensiteit in de huidige situatie ongeveer 9.000 mvt/etmaal bedraagt en dat deze als gevolg van de aanleg van de BPL toeneemt tot ruim 14.000 mvt/etmaal. De snelheid binnen de bebouwde kom zal 50 km/uur bedragen, aldus provinciale staten. Zij stellen dat het plan fietsstroken op de Kantstraat mogelijk maakt en dat in overleg met de gemeente Landgraaf zal worden bezien of de aanleg daarvan nodig is. Met betrekking tot de Hoogstraat hebben provinciale staten ter zitting verklaard dat de situatie op deze weg als gevolg van de aanleg van de BPL niet wijzigt en dat het bestaande fietspad en de fietsstroken behouden blijven. De Afdeling is van oordeel dat de Fietsersbond niet aannemelijk heeft gemaakt dat provinciale staten de veiligheid van fietsers op de Kantstraat en de Hoogstraat onvoldoende in de besluitvorming hebben betrokken.

2.57.11. In hetgeen de Fietsersbond heeft aangevoerd wordt voorts geen aanleiding gezien voor het oordeel dat provinciale staten niet in redelijkheid hebben kunnen afzien van een fietsverbinding vanaf het NS-station in Kerkrade-centrum langs het miljoenenlijntje naar Simpelveld en een verbinding via het viaduct van de BPL over de Torenstraat. Daarbij hebben zij van belang kunnen achten dat deze routes in de bestaande situatie niet aanwezig zijn en dat de BPL in zoverre niet leidt tot wijzigingen in de fietsstructuur ten opzichte van de bestaande situatie. Het betoog dat de aanleg van deze fietsverbindingen in overeenstemming is met het - hiervoor in 2.10.8.1 beschreven - gedachtegoed van de Ladder van Verdaas, wat daar verder ook van zij, leidt niet tot een ander oordeel. Hiertoe wordt overwogen dat provinciale staten in beginsel beleidsvrijheid hebben bij de keuze om al dan niet een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken.

2.57.12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de Fietsersbond niet aannemelijk gemaakt dat de belangen van fietsers op de door haar genoemde fietsverbindingen, wegen of kruispunten onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. In hetgeen de Fietsersbond heeft aangevoerd wordt evenmin aanleiding gezien voor het oordeel dat de belangen van fietsers anderszins onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. Zij heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de keuze om de BPL aan te leggen als weg met 2x2 rijstroken leidt tot ruimtegebrek voor de verwezenlijking van fietsvoorzieningen.

De betogen dat de landschapsbeleving van fietsers zal afnemen en dat moet worden gevreesd dat natuurgebieden niet meer bereikbaar zijn per fiets, zijn niet nader onderbouwd en treffen derhalve geen doel.

Ten slotte hebben provinciale staten ter zitting verklaard dat voldoende financiële middelen voorhanden zijn om fietsvoorzieningen te realiseren en dat tevens met deze kosten rekening is gehouden in de kosten baten-analyse van Ecorys. De Fietsersbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Voor zover zij twijfelt aan het nut van de BPL wordt met verwijzing naar het algemene deel van deze uitspraak overwogen dat provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het nut voldoende is aangetoond.

2.57.13. In hetgeen de Fietsersbond heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van de Fietsersbond is ongegrond.